
Lelievletten
Al onze boten zijn vernoemd naar watergeuzen:
Lumey – vernoemd naar Willem van der Marck, heer van Lummen, kortweg Lumey (1542 – 1578)
Boisot – vernoemd naar Geuzenadmiraal Lodewijk van Boisot (1530 – 1576)
Dolhain – vernoemd naar Adriaan de Bergues, heer van Dolhain (1535 – 1572)
Cabeliau – vernoemd naar Jacob Cabeliau (1527 – 1574)
Treslong – vernoemd naar Willem Blois van Treslong (1530 – 1594)





Geschiedenis van de lelievlet
Tot in de jaren vijftig werden er door Waterscoutinggroepen allerlei verschillende boten gebruikt. Vaak waren dit afgedankte reddingssloepen van de marine of roeisloepen waarvan merk en type niet bekend waren. Een standaard boot zou de aanschaffingsprijs beïnvloeden, hoe meer boten er van dat type zijn, hoe lager de prijs zal zijn. Nog een voordeel van een standaard type boot voor alle Waterscoutinggroepen is dat er onderling zeil-en roei wedstrijden gehouden kunnen worden omdat de boten van gelijke klasse zijn. Deze boot moest voldoen aan de volgende eisen:
– er moest mee gezeild kunnen worden,
– er moest, met voldoende zitruimte, door 6 personen mee geroeid kunnen worden,
– er moest een mogelijkheid zijn om te wrikken.
In 1955 ging Scouting Nederland op zoek naar een boot die aan deze eisen voldeed en kwamen ze terecht bij Teunis Beenhakker uit Kinderdijk. Scouting Nederland zag wel wat in zijn ontwerp en paste het aan zodat het ook als zeilboot gebruikt kon worden. Ook kwamen er twee luchtkasten in. Teunis maakte twee bijna gelijke vletten: eentje van 4,60 meter en eentje van 5,60 meter. Het zeil was bij beide boten even groot: 12,5m2. Uiteindelijk werd de 5,60 meter boot uitgekozen als meest geschikt. En er moest natuurlijk een naam komen voor dit nieuwe type boot. Daarvoor koos Scouting het traditionele Scoutinglogo: de Franse lelie. Zo kwam het dat in 1956 de eerste echte Lelievlet werd gebouwd bij botenbouwer Teunis Beenhakker.
